archiveren

Gebed

Vraaggebed (2)Kunnen we het wel maken van God iets te vragen? Heeft het smeekgebed zin? Daarover buigt zich de Duitse exegeet Gerhard Lohfink in een essay over het Bijbels gebed met als titel Beten als Realitätsgewin* – ‘Bidden als realiteitswinst’. In de passage die ik hieronder vertaal, reageert Lohfink op Bertolt Brecht die in zijn toneelstuk Moeder Courage de zinloosheid van het smeekgebed hekelt.

Grijpt God in de wereld in? Bewerkt mijn gebed dat Hij handelend optreedt? Of handelt Hij alleen doordat  mijn gebed mij verandert? Allicht heeft niemand de ogenschijnlijke zinloosheid van het smeekgebed aanschouwelijker en radicaler opgeroepen, dan Bertolt Brecht. In de elfde scène van het ‘Lehrstück’ Moeder Courage en haar kinderen wil Brecht de christenen voorhouden dat hun ‘bidderij’ volstrekt zinloos is.

Meer nog: dat het gevaarlijk is. Want wie bidt, wordt juist wanneer hij zelf tot handelen moet overgaan, door zijn gebed daarvan afgehouden. Bidden leidt niet tot ‘realiteitswinst’, maar tot ‘realiteitsverlies’. Hoe probeert Bertolt Brecht dat aan te tonen?

We bevinden ons in de Dertigjarige Oorlog. In de elfde scène van Moeder Courage naderen de keizerlijke troepen diep in de nacht de stad Halle. Soldaten willen in een gehucht bij de stad een groep boeren dwingen om de keizergezinden een sluipweg naar de stad te wijzen. De boeren vinden er niets beter op dan te jammeren en te bidden:

“Onze Vader, U die in de hemel bent, verhoor ons gebed, laat de stad niet omkomen met allen die erin zijn en die soezen en nix vermoeden. Maak ze wakker zodat ze opstaan en naar de muren lopen en zien hoe die [van de keizer] op hen toe komen met speren en kanonnen in de nacht over de weiden. […]

Maak dat de wachter niet slaapt, maar dat hij wakker wordt, straks is het te laat. Sta ook onze vriend bij, hij is daarbinnen ook met zijn vier kinderen, laat die toch niet omkomen, ze zijn onschuldig en weten van nix. […]

Onze Vader, verhoor ons, want alleen U kunt helpen, wij zouden weleens te gronde kunnen gaan, waarom, wij zijn zwak en hebben geen speer en nix en kunnen nix riskeren en zijn in uw hand met ons vee en de hele boerderij, en de stad ook, ze is ook in uw hand en de vijand staat voor de muren met grote macht.”

Tot zover het gebed van de boeren. Het is natuurlijk een vernuftige persiflage op vele christelijke gebeden: “Maak dat de wachter niet slaapt…”, “Maak dat mijn kind niets overkomt…”. We van ons heeft nooit iets dergelijks gebeden? Maar waarom zou je zo niet mogen bidden? Het is een gebed vol vertrouwen in de almacht van God. En wat gebeurt er bij Brecht?

Terwijl de boeren zo aan het bidden zijn, neemt Katrien, de stomme en kreupele dochter van Moeder Courage, een trommel, klimt op het dak van de stal, trekt de ladder op en begint te trommelen. De soldaten kunnen niet op het dak. Daarom schieten ze het meisje van het dak af. Maar in de stad hebben ze haar getrommel gehoord en slaan alarm. Katrien is dood, maar de stad wordt gered.

Niet bidden, maar handelen! Dat is het opruiende besluit van scène 11. Bidden is vluchten voor de realiteit en vluchten voor de eigen verantwoordelijkheid. Bertolt Brecht heeft die leuze bijzonder indrukwekkend in beeld gebracht. Het komt weliswaar niet bij hem op dat God wel eens door Katrien gehandeld zou kunnen hebben. Als je Brecht namelijk op zijn woord gelooft, dan werd Katrien wel degelijk door het bidden van haar moeder en van de boeren tot de actie aangezet.

Ik ben ervan overtuigd dat je aan de hand van deze scène van Brecht een hele theologie kunt ontwerpen over het handelen van God in de geschiedenis. God handelt namelijk niet zo, dat wij dat vooraf zouden kunnen berekenen. Hij is geen automaat waar je je gebed inwerpt, op een knopje drukt en waar dan onderaan de hulp uitkomt – precies op het formaat waarvoor de automaat is geprogrammeerd.

God verhoort al onze gebeden – vaak met een haast beangstigende directheid, vaak echter ook diametraal anders dan dat we het ons ingebeeld hadden. Het gebed van de boeren werd zeker verhoord – maar op een andere manier dan ze zich voorstelden. Zelfs via een verschrikkelijk offer – door de dood van een onschuldig meisje. Ook dat leidt ons naar het hart van het christelijk geloof.

Want de wereld ter hulp komen, de wereld veranderen, lukt in de allermeeste gevallen niet zonder offer, omdat de wereld ten diepste weerstand biedt. Ware redding en ware hulp vergen in de allermeeste gevallen een offer. Verlossing is geen magisch gebeuren.

Ik denk dat Bertolt Brecht in deze zo ontroerende scène uit Moeder Courage – zonder het zelf te willen – iets van het geheim van het ingrijpen van God in de wereld getoond heeft. God grijpt in, maar meestal op geheel andere wijze dan wij het voor onszelf uittekenen.

Vele christenen doen in hun leven de overweldigende, soms zelfs beangstigende ervaring op hoe precies en hoe overvloedig God hun gebeden verhoort. Die ervaring staat op zich. Je kunt ze niet beargumenteren, je kunt ze niet experimenteel bewijzen en a fortiori krijg je er geen greep op. Enkelingen, christelijke gemeenschappen of de hele kerk ervaren dat telkens weer als iets nieuws. Daarnaast staat – even beangstigend – de ervaring dat God zwijgt, dat hij blijkbaar niet ingrijpt, ja, dat hij schijnbaar het tegendeel doet van waar je voor bad.

Beide ervaringen kunnen niet tegen elkaar worden uitgespeeld en bij niemand die ze alle twee geregeld heeft meegemaakt, komt het op dat te doen. Want zo iemand heeft maar al te vaak ervaren dat God ondanks zijn zwijgen aanwezig is, dat hij gebeden niet verhoort en ze op een andere manier toch verhoort, dat het proces van het vraaggebed zelf tot een bevrijdende, zin-stichtende transformatie van de realiteit kan leiden.

Ik wil hier ook nog op een specifieke ervaring de aandacht vestigen, een die vele gelovigen al meemaakten. Iedereen die nauw met anderen samenleeft of samenwerkt, weet dat zeer geregeld wrijvingen ontstaan die veel energie kosten en die niet makkelijk met open vizier op te lossen zijn – ook niet met al de communicatietechnieken die onze ‘social engineers’ ons vandaag aanprijzen.

In zulke gevallen kun je vaak niets anders doen dan voor die andere, met wie het zo vreselijk ‘schuurt’, te bidden, om Gods hulp smeken en je bij Hem beklagen dat je zelf niet in staat bent de situatie te veranderen. En dan maak je plotseling mee dat de situatie keert. Ik zie de ander met nieuwe ogen en hij ziet mij met nieuwe ogen.

Je kunt dat uitleggen zoals je wilt, gebruik makend van onbewuste processen die een dosis subtiele psychologie niet uitsluiten. Maar minstens is in mijn ervaring in zulke gevallen het smeekgebed voor de ander en de biddende erkenning van je eigen onmacht, de beste manier om verder te komen. Vaak is het wonderlijk hoe verhoudingen dan kunnen veranderen.

* In: G. LOHFINK, Gegen die Verharmlosung Jesu. Reden über Jesus und die Kirche, Herder, Freiburg/Basel/Wien, 2013, blz. 356-361.

VraaggebedKunnen we het wel maken van God iets te vragen? Heeft het smeekgebed zin? Over die vragen buigt zich de Duitse exegeet Gerhard Lohfink in een essay over het Bijbels gebed met als titel Beten als Realitätsgewin* – ‘Bidden als realiteitswinst’. In datzelfde artikel behandelt hij trouwens de moeilijke kwestie van de vloekpsalmen die we in deze blog eerder ter sprake brachten. Omdat ook de passage over het vraaggebed zo verhelderend is, vertaal ik ze in het Nederlands – in twee afleveringen.

Almaar meer christenen – ook gelovige christenen – vragen zich af: heeft mijn smeekgebed eigenlijk wel zin? Is het wel juist God om iets te vragen? Zou gebedsverhoring dan niet inhouden dat God omwille van mijn kleine gebed in de loop van de wereld ingrijpt? En verlangt niet iedereen die God om iets vraagt, dat Hij de afloop van de geschiedenis verandert? Maar doet God zoiets wel? Mag je Hem dat eigenlijk wel vragen?

De scepsis, dat God toch niet omwille van onze gebeden in de gang van de wereld ingrijpt, zit diep. Ze reikt ver terug, tot bij het begin van de Europese Verlichting. Later hebben ook Jean-Jacques Rousseau en Immanuel Kant hun bezwaren uitgerekend op die manier geformuleerd. Vandaag is hun scepsis wijd verbreid en vele christenen weten helemaal zelfs niet vanwaar ze eigenlijk komt. Grijpt God werkelijk in? Grijpt Hij in de geschiedenis in?

Vele christenen, en trouwens ook vele theologen, nemen intussen een positie in die met het hele probleem van Gods ingrijpen komaf willen maken, van de wortel af aan. Die positie wijst het smeekgebed eenvoudigweg een andere rol toe. Het heeft dan helemaal niet tot doel God ertoe te bewegen dat Hij ter hulp snelt. Het smeekgebed heeft louter en alleen tot taak de bidders zelf te veranderen. Doordat we God voor anderen of voor onszelf iets vragen, merken we dat we zelf moeten veranderen. Het smeekgebed confronteert ons met de wil van God – en maakt ons juist daardoor bewust dat we voor de opgave staan zélf in de wereld in te grijpen.

Bijvoorbeeld: het heeft weinig zin voor hongerigen te bidden wanneer je vervolgens zelf niets aan de honger in de wereld doet. Wie voor de hongerigen niets doet, maar alleen voor ze bidt, gebruikt het gebed als een loutere vervangdaad, namelijk ter vervanging van zijn niets-doen. Bidden voor de hongerigen is alleen maar zinvol wanneer het ons sociale geweten wakker schudt. Ons gebed voor de hongerigen moet tot actie voor die hongerigen leiden. Alleen dan is het gewettigd. En dat is ook meteen de integrale zin ervan.

Die visie heeft natuurlijk iets waars. Ik betwijfel dat niet. Wie eerlijk bidt, verandert daardoor zelf. Beter gezegd: hij laat zich door het gebed veranderen. En in de mate hij zich laat veranderen, kan God door hem in de wereld ingrijpen. Dat is een erg belangrijke en vaak onderschatte dimensie van het vraaggebed. Ook hier wordt duidelijk wat ook al bij het klagen bleek: intens gebed verandert de bidder, verwijdt zijn blik en openbaart hem de ware realiteit van de wereld.

Ik zou dus het daarnet geschetste standpunt niet zomaar afwijzen. Ik zou het evenwel willen radicaliseren: iedereen die zich met overgave smekend tot God richt, zegt daardoor: ikzelf kan het niet. Ik ben hulpeloos. Ik kan mijzelf niet veranderen, ik kan mijn medemensen niet veranderen, ik kan de wereld niet veranderen. U alleen kunt het. Alleen uw heilige Geest kan het aangezicht van de aarde vernieuwen.

Dat betekent: elk eerlijk, onvoorwaardelijk smeekgebed bevrijdt ons van de aanmatiging dat we zelf de waarheid en de liefde in de wereld kunnen brengen. Dat kan alleen God. Wij zelf kunnen ons alleen wijd openen, zodat Hij door ons kan handelen. Precies daardoor erkennen wij Hem als wie Hij is: de heilige, almachtige, oneindig nabije God. Het smeekgebed is uiteindelijk de erkenning daarvan – van wie wij zijn en van wie God is. Alleen daardoor verwerft het zijn diepste zin.

 

* In: G. LOHFINK, Gegen die Verharmlosung Jesu. Reden über Jesus und die Kirche, Herder, Freiburg/Basel/Wien, 2013, blz. 356-361.