Leve de vloekpsalmen (slot)

Psalmen (4)In een lezersbrief in Tertio van 10 april 2013 schrijft Kolet Janssen dat tal van gruwelijke passages in de Psalmen “voor een meerderheid in onze samenleving een reden zijn om zich van alles wat met geloof te maken heeft, af te keren”. De Duitse exegeet Gerhard Lohfink wijst er in een analyse van de Psalmen 137 &138 op dat na dergelijke vloekpassages veelal een omslag plaatsvindt. (Gegen die Verharmlosung Jesu, pp.353-356.)

Een voorbeeld van een klaagpsalm die overgaat in vloeken, is psalm 137. “In die Psalm klagen de naar Babylon gedeporteerden voor God hun nood. Ze werden uit Israël weggevoerd en moeten nu in het Tweestromenland slavenarbeid verrichten: verzande of drassige waterkanalen schoonmaken bijvoorbeeld. De Psalm begint zo:

Aan de kanalen van Babel –

daar zaten wij en weenden,

als we aan Sion dachten.

 Aan de populieren in dat land

hingen wij onze harpen.

 Dan vroegen onze verknechters ons daar

liederen te zingen, onze beulen vroegen om jubel:

“Zing ons een van jullie Sionsliederen!”

 Maar hoe zouden wij een JHWH-lied kunnen zingen

ver weg, op vreemde grond?

De Psalm eindigt met de hoop op een goddelijk strafgericht over Babel. Het slot is zo gruwelijk dat vele christenen gemeend hebben dat zij zoiets niet meer kunnen bidden. Na het Concilie werd dat slot daarom uit het brevier geschrapt. Het luidt:

Dochter van Babel, jij tot verwoesting bestemde,

zalig, die jou betaald zet wat

je ons hebt aangedaan.

Zalig, wie je kinderen neemt

en ze tegen de rotsen te pletter slaat.

(Ps 137,8-9)

Dat reflecteert weliswaar de toenmalige gewelddadige krijgspraktijk, maar het blijft inderdaad verschrikkelijk. Hoe kunnen we zo’n tekst bidden? Is dat niet absoluut onchristelijk? Maar voorzichtig! Het Psalter is noch een handboek van moraaltheologie, noch een gids met gedrags- en fatsoensregels. Het Psalmboek brengt alles naar buiten wat in de mens steekt: woede en toorn, verschrikking en beven, verlangen en hunker, vertrouwen, jubel en verrukking.

Het Psalterium is een boek van geweldige emoties. Niets van wat in mensen woedt, wordt onderdrukt: niet de toorn om geleden onrecht die niet wijken wil. Niet het mateloze verlangen naar gerechtigheid. Niet het vurige verlangen dat een kwalijk verleden weer goed zou komen.

Dat alles en nog veel meer zit diep in ons en wil eruit. En dat het eruit komt, is goed. De vraag is alleen wat we vervolgens doen met de boosheid en bitterheid die in ons opborrelen.

En hierop geeft Psalm 138, die onmiddellijk bij 137 aansluit, een verbazingwekkend antwoord. Zoals het opschrift zegt, is het een Psalm ‘van David’. Dat wil zeggen: in de geest van de redacteur van het Psalmboek moeten we hem als Davidspsalm, uiteindelijk dus als een Psalm uit de mond van de Messias, lezen.

Welnu, die Davidspsalm hangt heel nauw samen met Psalm 137: de gedeporteerden wilden ‘op vreemde grond’ – dat wil zeggen: in een land waar andere goden thuis zijn – geen JHWH-liederen zingen. Nu echter spreekt de komende Messias tot God:

Ik wil u danken uit heel mijn hart,

in het aanschijn van de goden [van Babel]

wil ik voor u musiceren.

De klagers van Ps 137 wilden dat juist niet. En de Messias zegt verder:

Ik wil mij neerwerpen

in de richting van uw heilige tempel

en uw naam danken

om uw liefde en uw trouw.

(Ps 138,1-2)

Ook dat wilden de klagers van Ps 137 juist niet. Dat wil zeggen: Psalm 138 staat in antithese met Psalm 137. De Messias heeft er geen probleem mee, zelfs in vijandelijk gebied ten overstaan van de vreemde goden ‘uit heel zijn hart’ de oude Sionsliederen te zingen. En in zijn spoor hebben nu ook de gedeporteerden geen remmingen meer. Ze zingen hun liederen even complexloos in de richting van Jeruzalem.

Maar hoe is dat mogelijk geworden? Als de Messias zijn stem verheft, zal de geschiedenis voortgaan. De verhoudingen zullen omslaan, de volkeren en hun heersers zullen zich naar de God van Israël keren. Psalm 138 formuleert het in wat volgt zo:

Danken zullen U, Heer, alle koningen van de aarde,

als ze de woorden uit uw mond gehoord hebben.

 Ze zullen zingen op de wegen van de Heer:

ja, groot is de heerlijkheid van de Heer

(Ps 138,4-5)

Dat is nog geen tegenwoordige tijd. Het is nog visioen. Maar het visioen spreekt een enorme hoop uit, en alleen al die hoop verandert alles. Die hoop schenkt de innerlijke vrijheid om de God van Israël ook in vreemd land te prijzen. De prangende wens om vergelding tegenover Babel en zijn kinderen is verstomd. Ze speelt helemaal geen rol meer. Plotseling worden de onderdrukkers met andere ogen bekeken. Ook voor hen is er hoop in het verschiet. Hoe dwaas is het niet, zo’n gesprek van de Psalmen met elkaar te verstoren door een cruciaal deel van het gesprek doodleuk te schrappen!

Psalm 138 voert dus een dialoog met Psalm 137. Hij veegt de nood van die laatste niet van tafel. Die moet namelijk eerst uitgesproken worden. Maar Psalm 138 biedt een totaal nieuwe oplossing, waarin het geweld en de vergelding geen plaats meer hebben. En die oplossing biedt een onontwijkbaar perspectief voor de geweldgeschiedenis van de wereld.

Wat zich tussen Psalm 137 en Psalm 138 afspeelt, gebeurt in het hart van de gelovige bidder altijd weer. Eerst toorn, opstand, woede, mogelijk zelfs haat. Dat mag naar buiten komen. Dat moet zelfs naar buiten. Wee als het diep in de ziel blijft steken en iemands hele leven vergiftigt.

Maar wanneer die opstand tijdens mijn gebed plaatsvindt en niet zo maar ergens of op een of ander moment, dan merk ik plotseling: ‘Neen – zo mag ik niet denken. Zo mag ik niet bidden.’ En dan verandert – misschien heel zacht en onmerkbaar – mijn zicht op dingen en mensen. En daardoor verandert de werkelijkheid. Mijn gebed, dat zo woedend begon, heeft mij een nieuwe realiteit geopenbaard.”

Tot slot: is het na het lezen van de overwegingen van Standaert en Lohfink nog mogelijk te beweren dat de vloekpassages in de Psalmen “een reden zijn om zich van alles wat met geloof te maken heeft, af te keren”? Veeleer blijkt het omgekeerde: we ontdekken juist de genade van het geloof door niets wat in ons zit te verdonkeremanen, maar dat alles te laten opnemen in de messiaanse dynamiek die het Psalmboek eigen is.

Plaats een reactie